Gezondheid & welzijn

A problem is an opportunity for you to do your best

De Saarlooswolfhond is een jong en een relatief gezond ras ten opzichte van andere hondenrassen. Leeftijden van 14 jaar zijn geen uitzondering.

Toch kunnen er problemen optreden binnen het ras en zal een goede fokker al het mogelijke doen om te voorkomen dat er zieke honden worden geboren.

Een overzicht waar we allemaal rekening mee houden.

MyDogDNA - Genetic Diversity: diversiteit tussen honden op basis van DNA

1. Fokregels & welzijn

1.1 Inteelt
Een teef mag niet worden gedekt door haar grootvader, vader, broer, zoon, kleinzoon of halfbroer. 

1.2 Diversiteit
Dezelfde oudercombinatie is 1 maal toegestaan, 2de maal is mogelijk bij een klein 1ste nest (1-2 pups) en in overleg met de rasvereniging.

1.3  Reuen 
- De minimale leeftijd van de reu op de dag van de dekking moet tenminste 24 maanden zijn.
-
De reu mag maximaal 1 geslaagde dekking per 12 maanden verrichten met een totaal van maximum 3 geslaagde dekkingen gedurende zijn leven. Als geslaagde dekking geldt een dekking waaruit minimaal één levende pup is voortgekomen en ingeschreven in een FCI erkend stamboekregister. Kunstmatige inseminatie (KI), telt mee als een dekking en is alleen mogelijk als de reu al nakomelingen heeft.
-
Cryptorchide of monorchide reuen, d.i. niet allebei de testikels zijn aanwezig, worden uitgesloten van de fokkerij.

1.4 Teven
- Een teef mag niet worden gedekt vóór de dag waarop zij de leeftijd van 24 maanden heeft bereikt.
- Een teef, waaruit niet eerder pups zijn geboren, mag niet worden gedekt na de dag waarop zij de leeftijd van 7 jaar (84 maanden) heeft bereikt.
- Een teef, waaruit eerder pups zijn geboren, mag niet meer worden gedekt na de dag waarop zij de leeftijd van 9 jaar (108 maanden) heeft bereikt.
- Een teef mag niet meer worden gedekt na de dag waarop haar 3de nest is geboren. 
- Een teef mag niet worden gedekt als deze dekking tot gevolg heeft dat tussen de geboortes van twee opeenvolgende nesten van deze teef geen termijn van tenminste 12 maanden zit.
- Drachtige teven bevallen in de huiselijke kring bij de fokker.
- na een 2de bevalling met keizersnede (sectio caesarea), wordt de teef niet meer ingezet voor de fokkerij.

2. Genetica

2.1 DNA- en ouderschapsverificatie

Van beide ouderdieren en pups is DNA afgenomen volgens de richtlijnen van de Belgische kennelclub St. Hubertus (d.i. uitgevoerd door een aangesloten dierenarts en verwerkt door een erkend laboratorium) voor het DNA profiel en ouderschapsverificatie.

2.2 MyDogDNA
Van beide ouderdieren en pups is DNA afgenomen voor een MyDogDNA profiel om de genetische eigenschappen, gezondheid en diversiteit te bepalen.

De correcte genetische markers bij de Saarlooswolfhond zijn:
- kleur:
     *A-lokus | Agouti: aw/aw (*nu ASIPAG/ASIPAG)
     *B-lokus | Brown: B/B, B/b of b/b;
     *D-lokus | Dilute coat colour: D/D;
     *E-lokus | Eumelanine: E/E, e/E of e/e  |  Mask: Em/Em, Em/E of Em/e;
     *K-lokus | Dominant black: Ky/Ky;
     *M-lokus | Merle: m/m;
     *S-lokus | Solid: S/S;
- vacht:
     *L-lokus | Coat length: L/L;
     *Furnishings: GG/CC;
     *Curly coat; CC;
- oren:
     *Ear flop: T/T

MyDogDNA - Genetic Relationships: verwantschap tussen honden op basis van DNA

3. Verplichte gezondheidsonderzoeken

3.1 Degeneratieve myelopathie (DM)
Beide ouderdieren worden getest vóór dekking. Met lijders wordt niet gefokt.
Toegestane combinaties zijn vrij x vrij of vrij x drager.

Een aandoening van het ruggenmerg waarbij de zenuwvezels verslechteren, meestal rond de leeftijd van 5 tot 8 jaar. In enkele maanden tot een jaar tijd ontstaat door spierzwakte een verminderde functie van de achterpoten en kunnen deze nauwelijks meer worden gebruikt. De vererving is autosomaal recessief en kan alleen opduiken als de hond het afwijkende gen van beide ouders erft. Voor deze aandoening bestaat er een genetische test en door alleen vrije honden, of een vrije hond met een gezonde drager te combineren kunnen lijders worden voorkomen.

3.2 Hypofysaire Dwerggroei (Dw)
Beide ouderdieren worden getest vóór dekking. Met lijders wordt niet gefokt.
Toegestane combinaties zijn vrij x vrij of vrij x drager. 

Een aandoening aan de hypofyse - een hormoonproducerende klier onderaan de hersenen -  waarbij deze niet voldoende groeihormoon produceert, de hond zal achterblijven in de groei en het skelet niet voldoende ontwikkelt. De vererving is autosomaal recessief en kan alleen opduiken als de hond het afwijkende gen van beide ouders erft. Voor deze aandoening bestaat er een genetische test en door alleen vrije honden, of een vrije hond met een gezonde drager te combineren kunnen lijders worden voorkomen.

3.3 Heupdysplasie (HD)
Beide ouderdieren zijn min. 18 maanden - bij voorkeur 24 maanden - oud als ze worden getest vóór dekking. 
Toegestane combinaties zijn HD-A x HD-A & HD-A x HD-B.  Met HD-C, HD-D en HD-E wordt niet gefokt.

Een aandoening aan het heupgewricht waarbij een afwijkende vorm (dysplasie) van het gewricht ontstaat en de verschillende delen niet meer goed in elkaar passen met instabiliteit en slijtage van het kraakbeen, zelfs artrose als gevolg. HD is multifactorieel (= een combinatie van oorzaken) dus deels erfelijk, deels veroorzaakt door omstandigheden (trauma, voeding, stofwisseling, overgewicht, belasting als pup/jonge hond, ...) en deels pech. Door alleen honden met goede heupscores te combineren kunnen lijders worden voorkomen.

3.4 Elleboogdysplasie (ED)
Beide ouderdieren zijn min. 18 maanden - bij voorkeur 24 maanden - oud als ze worden getest vóór dekking. 
Er wordt alleen met ED score 0/0 gefokt.

Een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen aan de ellebogen waarbij een afwijkende vorm (dysplasie) van het gewricht ontstaat, die soms al in de eerste 4 tot 12 maanden opduikt, met pijn en kreupelheid als gevolg. ED is multifactorieel (= een combinatie van oorzaken) dus deels erfelijk, deels veroorzaakt door omstandigheden (trauma, voeding, stofwisseling, overgewicht, belasting als pup/jonge hond, ...) en deels pech. Door alleen honden met goede elleboogscores te combineren kunnen lijders worden voorkomen.

Röntgenopname van de elleboog - Kerberos zijn elleboogdysplasie (ED) foto

3.5 Oogziektes 
Beide ouderdieren zijn min. 22 maanden oud als ze worden getest op erfelijke oogafwijkingen vóór dekking. Max. geldigheidsduur van het onderzoek is 12 maanden. Honden die niet zijn vrijgegeven worden uitgesloten voor de fok.

Voor erfelijke oogziektes bij de Saarlooswolfhond bestaan er momenteel géén genetische testen. Honden worden 'gespiegeld' tijdens een speciaal ECVO oogonderzoek, uitgevoerd door een op Europees niveau erkende oogspecialist. Door alleen honden met meerdere perfecte oogscores te combineren (= vrij op alle punten) kunnen lijders worden voorkomen, maar zonder gentest is dit geen garantie.

          > Lees meer over het onderzoeksproject naar PRA, cataract, RD en epilepsie <

- Progressieve retina atrofie (PRA)
Een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen aan het netvlies waarbij deze gaandeweg verslechtert met gedeeltelijke of totale blindheid als gevolg. 
- Cataract
Een aandoening aan de lens van het oog, ook wel grauwe staar genoemd, waarbij er een abnormale troebeling van de lens optreedt met gedeeltelijke of totale blindheid als gevolg. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen congenitale oftewel aangeboren cataract en niet-congenitale cataract oftewel erfelijke cataract. Aangeboren hoeft niet genetisch of erfelijk te zijn, maar het kan wel.
- Retina dysplasie
Een aangeboren en erfelijke netvlies-/vaatvliesafwijking, waarbij lokale plooien in het netvlies onstaan of het netvlies loslaat met met ernstige verminderd gezichtsvermogen of totale blindheid als gevolg.
- Membrana pupillaris persistens (MPP)
Een aandoening waarbij er resten van het solide membraan - waar elke hond mee wordt geboren en die de pupil vormt - achterblijven. Draadjes van het vaatstelseltje voor de lens zetten zich vast op de iris, lens of het hoornvlies met een vertroebeld hoornvlies, abnormale bewegingen van de iris door gebrek aan lichtfiltratie en gezichtsverlies als gevolg. 
- Distichiasis / Ectopische cilie
Een aandoening waarbij één of meerdere haartjes door de vrije ooglidrand of door het slijmvlies van het ooglid naar buiten komen, met irritaties of zelfs beschadiging van het hoornvlies als gevolg.
- Corneadystrofie
Een aandoening aan het hoornvlies van het oog, waarbij deze ondoorzichtig wordt en niet meer helder is door cholesterol- of calciumafzettingen die zich ophopen. 
Er zijn drie verschillende soorten corneadystrofie ingedeeld per laag van het hoornvlies waarin de ziekte voorkomt.
- Epitheliale corneadystrofie: De buitenste, meest oppervlakkige laag of epitheel van het hoornvlies wordt aangetast;
- Stromale corneadystrofie: De middelste laag of stroma van het hoornvlies wordt aangetast. Ook bekend als maculaire corneadystrofie;
- Endothele corneadystrofie: De binnenste laag van het hoornvlies of endotheel wordt aangetast.
Er wordt uitgegaan van een genetische of erfelijke oorzaak, maar hoge cholesterol- en calciumspiegels, geslacht en ouderdom kunnen bijdragen aan deze ziekte, dus het hoeft niet strikt een erfelijke ziekte te zijn.
- Lensluxatie
Een aandoening waarbij gedeeltelijke of volledige verplaatsing van de lens ontstaat door een verzwakking van de lensligamenten, het weefsel dat de lens normaal op zijn plaats houdt tussen de iris en het netvlies. Een verplaatsing van de lens naar voren zorgt voor een toename van druk in het oog met een grote kans op glaucoom of groene staar en blindheid als gevolg. Lensluxatie komt meestal tot uiting op een leeftijd van 3 tot 5 jaar, maar kan ook een ouderdomsverschijnsel zijn.

3.6 Epilepsie
Lijders zijn uitgesloten voor de fok en risicolijnen tot de 2de graad worden niet combineerd. 

Een aandoening van het zenuwstelsel waarbij er een abrupte, tijdelijke kortsluiting van de elektrische activiteit in de hersencellen optreedt met toevallen of herhaaldelijke epiforme aanvallen, bewustzijnsvermindering, spierkrampen, schuimbekken of zich ontlasten als gevolg. De eerste aanval treedt vaak op tussen 6 maanden en 5 jaar.  We maken een onderscheid tussen idiopatische epilepsie en structurele epilepsie.

- structurele epilepsie
Bij structurele epilepsie zijn de oorzaken te vinden in aanlegstoornissen of in verworven afwijkingen zoals een virus, hersenongeval, beroerte of zuurstoftekort bij de geboorte, en dus niet erfelijk.
- idiopatische epilepsie
Bij sommige epileptische aanvallen kan de oorzaak niet worden herleid tot een bepaalde hersen- of stofwisselingsstoornis en dan spreken we van idiopatische epilepsie. Hier speelt een vermoedelijke of soms bewezen erfelijkheid een rol. Voor deze vorm van epilepsie bij de Saarlooswolfhond bestaat er momenteel géén genetische test. De vererving is polygenetisch recessief wat betekent dat er meerdere genen invloed hebben op de ontwikkeling van de ziekte. Dit bemoeilijkt het uitselecteren voor de fokkerij. Lijders kunnen worden voorkomen door een goede risicoanalyse van de ouderbloedlijnen te maken en geen twee lijnen met mogelijks erfelijke epilepsie te combineren, maar zonder gentest is dit geen garantie.

          > Lees meer over het onderzoeksproject naar PRA, cataract, RD en epilepsie <

3.7 Ethanolamine-fosfaat cytidylyltransferase (PCYT2)
Een vorm van HSP - Heriditaire spastische paraparese. Een ernstige, neurologische aandoening, waarbij bepaalde stoffen in zenuwcellen, netvliescellen van het oog en hersencellen de celwand afbreken, waardoor deze worden aangetast en verslechteren, met het geleidelijk en progressief uitvallen van bepaalde lichaamsfuncties als gevolg.

Symptomen:
- zicht: Nachtblindheid tot volledige blindheid, ongecontroleerde repetitieve
oogbewegingen (nystagmus), PRA-diagnose, Cataract-diagnose; 
- veranderingen in gangwerk & beweging: coordinatieverlies (ataxie), incl.
wiebelen, dronkenmansloop, hoofd kantelen of scheef houden, trillingen, beven,
afwijkend staan, voor en achterpoten spreiden, doorgezakte voeten/stand,
moeilijk de trap oplopen, niet kunnen galopperen en rennen, in een later stadium
helemaal niet meer kunnen lopen, in rondjes lopen om zich te oriënteren .
- veranderingen in gedrag: verwardheid, dementie, stereotypische
compulsieve handelingen, rusteloos rondjes blijven lopen, agressie tov.
honden of eigenaar, niet meer zindelijk of ongecontroleerd ontlasten,
concentratieverlies of eerder aangeleerde commando’s niet meer kunnen
uitvoeren, tegen muren leunen, extreme aanhankelijkheid en gehechtheid.
- Aanvallen: attaques, beroertes, epilepsie-diagnose.
- Andere: kaakkramp en gewichtsverlies – vooral in het gezicht, extreme honger (polyfagie), verhoogde vloeistofinname (polydipsie), huidproblemen, moeite om de lichaamstemperatuur te regelen, geurverlies, doofheid, slikproblemen (dysfagie).

Saarlooswolfhonden met vermoedelijke PCYT2 kunnen meerdere / alle symptomen hebben of soms maar 1 of 2.

- bij andere rassen:
toegenomen nervositeit, samentrekken van gezicht & oren, telgang ipv. normaal draven /lopen, kruisen van de ledematen, misselijkheid & overgeven, kannibalisme bij teven tov. pups, autoagressie, extreem knagen aan de poten.

De vererving is monogeen autosomaal recessief en kan alleen opduiken als de hond het afwijkende gen van beide ouders erft. De mutatie die deze aandoening veroorzaakt is nog maar recent ontdekt en een genetische test is in ontwikkeling. Lijders kunnen in de toekomst worden voorkomen door alleen vrij x vrij of vrij x drager combinaties te maken en tot de test er is een goede risicoanalyse van de ouderbloedlijnen te maken en geen twee lijnen met PCYT2 risico's te combineren.

          > Lees meer over het PCYT2 onderzoeksproject <

3.8 Midline Field Defects
Een verzamelnaam voor aangeboren aandoeningen langs de verticale lichaams-as, die zich op verschillende manieren uiten, inclusief - maar niet beperkt tot - afwijkingen aan de hersenen, ruggegraat, het hart, de genitaliën/anus, het heiligbeen, ongewone ontwikkeling van de nieren, afwijkingen aan het hoofd, gezicht, kaak, rug, staart en voeten (zoals een gespleten gehemelte, tegendraadse haarkam op de neus of kop, kuiltje in de huid op de rug, knikstaart of zijdelings gedraaide staart, misvormde tenen, ...)

Vermoedelijk speelt een erfelijke factor een rol, maar de manier van vererven en het mechanisme erachter werden nog niet vastgesteld. Wel is er een verband gevonden tussen bepaalde immunomodulerende, anitparasitaire, antivirale, antimicrobiële en ontstekingsremmende behandelingen tijdens de dracht. Voor midline field defects bestaat er momenteel géén genetische test. Er wordt uitgegaan van een multifactorieel recessieve of polygenetische verervering, wat betekent dat er meerdere genen en omgevingsfactoren invloed hebben op de ontwikkeling. Dit bemoeilijkt het uitselecteren voor de fokkerij: het advies* is om lijders uit te sluiten van de fok en dezelfde oudercombinatie niet meer te maken. Lijders kunnen worden voorkomen door een goede risicoanalyse van de ouderbloedlijnen te maken en geen twee lijnen met mogelijke midline field defects met elkaar te combineren, maar zonder gentest is dit geen garantie.

* University of Ghent, Faculty of Veterinary Medicine, Dept. of Small Animals - dr. D. Paepe.